Kruis | Theologie.nl (2024)

Het kruis kan als het christelijke symbool bij uitstek worden beschouwd. Eeuwenlang heeft dit beeld zijn stempel gedrukt op al die plaatsen waar het christendom zijn intrede deed. Voor iedereen zichtbaar wordt het op kerktorens geplaatst en in een grote verscheidenheid van maten en vormen bevindt het zich binnen het kerkgebouw. Kruisen worden rondgedragen in processies. Kruisridders op weg naar de verovering van het heilig graf in Jeruzalem droegen het symbool op hun maliënkolders. Zij waren ervan overtuigd dat het de wil van God was dat zij het bloed van joden en heidenen rijkelijk lieten vloeien. Nog eeuwen later werd die overtuiging door vele christenen in West-Europa gedeeld. Voor buitenstaanders werd het kruis een symbool van hardvochtigheid, onverzoenlijkheid en imperialisme. Eerst langzamerhand is het inzicht gegroeid dat kruistochten, godsdienstoorlogen en koloniale veroveringen onnoemelijk veel kwaad hebben gesticht. Binnen het kerkgebouw maakte de reformatie in de 16e en 17e eeuw op radicale wijze schoon schip. Beelden en crucifixen werden verwijderd. Dat betekende niet dat het symbool van het kruis uit de prediking en geloofsbeleving van protestanten verdween. Misschien is het niet gewaagd te concluderen dat het tegendeel eerder het geval was.

Grondtekst

In het Oude Testament komt een woord dat met kruis vertaald zou kunnen worden niet voor. Het Grieks kent wel een woord in die betekenis: stauros. Gelet op de betekenis die het kruis in de christelijke traditie heeft gekregen, zal het voor menigeen een verrassing zijn te constateren dat stauros in het Nieuwe Testament op minder plaatsen te vinden is dan men zou verwachten: (1) in spreuken over ‘kruisdragen’ (Mat. 10:38; 16:24; Mar. 8:34; Luc. 9:23; 14:27); (2) in de lijdensverhalen van de vier evangeliën (Mat. 27:32,40,42; Mar. 15:21,30,32; Luc. 23:26; Joh. 19:17,19,25,31); (3) in de overige geschriften van het Nieuwe Testament (1 Kor. 1:17-18; Gal. 5:11; 6:12,14; Ef. 2:16; Fil. 2:8; 3:18; Kol. 1:20: 2:14; Hebr. 12:2). Een overzicht van de verspreiding van het werkwoord stauroo bevestigt bovenstaand beeld. Het komt tamelijk veel voor in de lijdensverhalen in de evangeliën, maar slechts enkele malen in de overige geschriften van het Nieuwe Testament (Hand. 2:36; 4:10; 1 Kor. 1:13,23; 2:2,8; 2 Kor. 13:4; Gal. 3:1; 5:24; 6:14; Op. 11:8). Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat de termen stauros en stauroo zelfs geen hoofdrol spelen in de brieven die aan Paulus worden toegeschreven. Ze ontbreken geheel in de brief aan de Romeinen. Tenslotte, de invloed van de Latijnse bijbelvertaling (Vulgaat) is groter geweest dan die van de Griekse tekst van het Nieuwe Testament; het Nederlandse woord ‘kruis’ is niet afgeleid van stauros, maar van het Latijnse crux.

Letterlijk en concreet

a.Het kruis als straf komt in het Oude Testament nergens voor. Ernstige overtredingen van de geboden van de Tora dienen door steniging bestraft te worden. Dat geldt bijvoorbeeld van de schending van het sabbatsgebod (Num. 15:32-36). Het is mogelijk dat na de executie het lijk van de overtreder enige tijd als teken van afschrikking aan een paal werd gehangen. De Tora beperkt de duur door voor te schrijven dat het lijk nog dezelfde dag begraven dient te worden. Het voorschrift wordt niet gemotiveerd uit hygiënische overwegingen – in het warme klimaat van het Midden-Oosten gaat een lijk snel in ontbinding -, maar theologische: ‘want een gehangene is door God vervloekt’ (Deut. 21:23). In de brief aan de Galaten zal de apostel Paulus eeuwen later deze tekst citeren – klaarblijkelijk bij gebrek aan beter – en een verbinding leggen met het kruis van Christus (Gal. 3:13).

b.Er zijn aanwijzingen dat kruisiging als straf voor het eerst in het Perzische rijk werd toegepast. De achtergrond zou zijn geweest dat men op die wijze wilde voorkomen dat het lijk van de misdadiger de aan de godheid gewijde aarde zou verontreinigen. Via Alexander de Grote en zijn opvolgers is het kruis via Klein-Azië verder naar het westen doorgedrongen. Nog voor het begin van de jaartelling kwamen zowel in Griekenland als in Rome kruisigingen voor. Tussen beide landen bestond wat dit betreft opmerkelijke overeenkomsten. Slaven die ervan beschuldigd werden een ernstig vergrijp tegen hun meesters te hebben begaan – ongehoorzaamheid, openlijk verzet of poging tot ontvluchting -, werden op deze wijze gestraft. Dat gold ook voor opstandelingen die het juk van hun overheersers trachtten af te werpen. Zo werd na veel moeite in de eerste eeuw voor het begin van de jaartelling in Italië de rebellie van Spartacus in bloed gesmoord. Volgens Romeinse historici stonden aan de Via Appia niet minder dan zesduizend kruisen.

c.Schrijvers als Cicero en Flavius Josefus waren het er over eens dat kruisiging gezien moest worden als een buitengewoon barbaarse, gruwelijke en afschuwelijke methode van executie. Het kruis bestond uit een paal van uiteenlopende lengte en een brede dwarsbalk. Aan het begin van de voltrekking van het vonnis stond de paal over het algemeen al overeind. Geseling gold als een gebruikelijke inleiding op de eigenlijke terechtstelling. Daarna werd de veroordeelde, soms meer dood dan levend, met uitgestrekte armen op de gereedliggende dwarsbalk vastgebonden. Dat kon op verschillende manieren gebeuren: met stevige touwen om de polsen of met spijkers in de handen/polsen. Vervolgens werd de dwarsbalk langs de paal omhoog getrokken. Over het algemeen was de doodstrijd van de veroordeelde van lange duur. Uiteindelijk stierf de gehangene als gevolg van een combinatie van bloedverlies, lichamelijke uitputting en vooral verstikking. In het Romeinse Imperium is de doodstraf door kruisiging pas door keizer Constantijn in de vierde eeuw afgeschaft.

d.Wanneer precies de eerste kruisigingen in het joodse land plaatsvonden, kan niet meer met zekerheid worden vastgesteld. Een van de oudste berichten verhaalt over een voornamelijk internjoods conflict. Omstreeks het jaar honderd voor het begin van de jaartelling onderdrukt Alexander Janneüs, een van de koningen uit de dynastie der Hasmoneeën, een opstand in Galilea en laat ongeveer achthonderd joodse mannen gevangennemen en naar Jeruzalem overbrengen om ze daar aan het kruis ter dood te brengen. Dit verschrikkelijk gebeuren heeft diepe sporen getrokken in de maatschappij van die dagen. Na de komst van de Romeinen in 63 v.Chr. wordt kruisiging ook in Israël een gebruikelijke straf. Flavius Josefus bericht enkele malen over massale kruisigingen van joodse verzetsstrijders.

e.In de tijd van Jezus was het joodse land bezet gebied. Twee rechtsstelsels functioneerden naast elkaar: de geboden van de joodse Tora en de wetten van de Romeinse overheersers. Vermoedelijk waren de volgende afspraken gemaakt: overtredingen die beperkt bleven tot het terrein van godsdienstige gebruiken en rituelen vielen onder de jurisprudentie van de joodse rechterlijke instanties met als hoogste autoriteit: het Sanhedrin dat in Jeruzalem zetelde en werd geleid door de hogepriester; de berechting van andere vergrijpen, vooral die onmiskenbaar gericht waren tegen de bezetters en hun handlangers, geschiedde onder uiteindelijke verantwoordelijkheid van de hoogste Romeinse gezagsdrager, de procurator. Tegen die achtergrond is het veelzeggend dat Jezus niet werd gestenigd, zoals dat wel gebeurde in de zaak tegen Stefanus (Hand. 7:54-60), maar gekruisigd. Jezus stierf niet als een overtreder van de geboden van de Tora, maar als een opstandeling, een vreemde messiaspretendent, die door zijn opzienbarende intocht in Jeruzalem (Mar. 11:1-11) en het daarop volgende uitdagende optreden in de tempel (11:15-19) had gehoopt een rebellie te kunnen ontketenen tegen de Romeinse bezettingstroepen. Om die reden liet de procurator Pontius Pilatus op het kruis waaraan Jezus hing een bord aanbrengen met de woorden: ‘De koning van de Joden’ (Mar. 15:26).

Beeldspraak en symboliek

a.In de periode rondom het begin van de jaartelling was de kruisdood geen onbekend fenomeen in het joodse land. Binnen dat kader moeten de woorden in de synoptische evangeliën verstaan worden waarin wordt gezegd dat een ieder die volgeling van Jezus zou willen worden, bereid moet zijn ‘met zichzelf te breken (verloochenen in de vertaling NBG-1951) en zijn kruis op te nemen’ (Mar. 8:34; Mat. 16:24; Luc. 9:23). Uit de Q-bron is naar alle waarschijnlijkheid de volgende spreuk afkomstig: ‘Wie zijn kruis niet opneemt en Mij niet volgt, is Mij niet waard’ (Mat. 10:38; Luc. 14:27). Het lijkt gerechtvaardigd te veronderstellen dat de oorspronkelijke betekenis van deze uitspraken vooral letterlijk en concreet is geweest. Wie besloot volgeling van Jezus te worden, liep het risico in de voetsporen van zijn meester te treden. Hij/zij was geen opstandeling in de gebruikelijke zin van het woord, maar de weg die Jezus ging, werd door zowel joodse als Romeinse overheden toch als gevaarlijk voor hun posities beschouwd.

b.In de lijdensverhalen van vooral de drie synoptische evangeliën wordt aan het kruis geen bijzondere theologische betekenis toegekend. Dat gebeurt echter wel in de brieven van Paulus. De evangelisten vertellen het verhaal van het lijden van Jezus Christus. Zij doen ‘verslag’ van de tragische gebeurtenissen gedurende de laatste dagen van zijn leven. Die verhaalvorm leent zich er niet voor om tot een diepgaande theologische doordenking van het gebeuren te komen. Jezus sterft aan het kruis als de lijdende rechtvaardige met op zijn lippen de weeklacht uit de psalmen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij in de steek gelaten’ (Ps. 22:2; Mar. 15:34).

c.De latere apostel Paulus behoorde niet tot de kring van de eerste volgelingen van Jezus. Vermoedelijk heeft hij hem tijdens zijn rondwandelingen op aarde nooit in levende lijve ontmoet. Hij was geen ooggetuige van Jezus’ dood aan het kruis. Om die reden heeft het Paulus minder moeite gekost distantie te nemen van het historisch gebeuren. Voor hem is het kruis in de allereerste plaats een theologisch symbool. Overigens wil dat niet zeggen dat Paulus niet wist wat een kruisiging inhield. Als diaspora-jood die grote delen van het Romeinse Imperium had bereisd, zal hij waarschijnlijk meer dan eens, vrijwillig of onvrijwillig, getuige zijn geweest van de executie van slaven en opstandelingen. Voor hem zelf dreigde dat gevaar niet. Hij kon zich erop beroepen Romeins staatsburger te zijn (Hand. 16:38). Dit Romeinse staatsburgerschap zal in meerdere of mindere mate zijn visie op het kruis bepaald hebben. Hij schreef niet voor niets dat het kruis een dwaasheid en een schandaal – in het Grieks skandalon – was (1 Kor. 1:23). In een ander kader sprak hij over een ‘vloek’ (Gal. 3:13). Als van origine orthodoxe jood zal hij de gedachte van een gekruisigde Messias met alle kracht als niet in overeenstemming met Schrift en traditie radicaal van de hand hebben gewezen. Het visioen – Paulus spreekt zelf over ‘een openbaring’ (Gal. 1:12,16) – dat hij onderweg naar Damascus kreeg, heeft hem tot andere gedachten gebracht. Bij die gelegenheid zag hij de gekruisigde die door God was opgewekt uit de dood. Vanaf dat moment realiseerde hij zich dat de ‘vloek’ een ‘zegen’ was en dat ‘de dwaasheid van het kruis’ goddelijke wijsheid was. Daarmee werd het ‘schandaal’ van het kruis niet weggenomen, maar juist als ‘een schandaal’ was het voor mens en wereld ‘heilzaam’ gebleken.

d.In een andere voorstellingswereld brengt ons de auteur van het vierde evangelie. Het schandaal is verdwenen. Jezus gaat zijn weg naar het kruis niet als de vernederde (Fil. 2:8), maar als de overwinnaar. In het vierde evangelie wordt het kruis gezien als verheerlijking en verhoging (Joh. 3:14; 8:28; 12:32-34; 18:32). Het kruis als zodanig bewerkstelligt niet de redding van mensen. Dat is begonnen met de incarnatie – het Woord is vlees geworden (Joh. 1:14). De weg naar het kruis is het begin van de weg ‘naar boven’. Op aarde vormt het kruis de bekroning van die weg omhoog.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 22; Gezang 109; 117; 173; 176179; 181; 182; 185; 186; 188-193; 221; 222; 229; 235; 259; 326; 338; 357; 360; 366; 439; 442; Bijbel I: 75; II: 79; 80; III: 73; 74; Evangelie II: 6; III: 44; Gezangen: 478 (= Liturgie: 595); 626; Gezegend: 147; 149; Honderd: 74; 75; Liturgie: 557 (= Gezangen: 479); 653; Zingend I-II: 44; 46-48; VI: 10; 92.

b.Poëzie:

Jotie ‘t Hooft, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1981, blz. 317: ‘Het kruis’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 55: ‘Rots der eeuwen’. Martinus Nijhoff, Verzamelde gedichten, Amsterdam 19755, blz. 86: ‘De soldaat die Jezus kruisigde’; 90: ‘Johannes’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 182: ‘Kruis’; 185: ‘Wij zijn maar mensen’. H.J. van Tienhoven, Verzamelde gedichten, Baarn 1998, blz. 86: ‘Eenzaam op Golgotha’. J.W. Vaske, Roos van ontsteltenis, Amsterdam 1994, 23: ‘Golgotha’.

c.Verwerking:

Het zal niet veel moeite kosten om het ‘kruis’ in onze tijd te lokaliseren. We komen het op heilige plaatsen én in de wereld tegen. We zien het als sieraad om de hals of in het oor, we zien het fier prijken op de toren van de kerk en het komt ons tegemoet in menig kerkgebouw, we treffen het aan in liturgische handelingen en op het voetbalveld als de sporter net voor of na een belangrijk moment een kruisje slaat. Bij al deze gewoonten rijst de vraag naar de betekenis ervan. Waarom zijn mensen zo gefascineerd door het kruis? Lopen er lijnen van hedendaagse kruisen naar het kruis van Jezus? Er is nog een andere manier om het bijbelse spreken over het kruis aan de orde te stellen, namelijk door uit te gaan van enkele Nederlandse uitdrukkingen. We denken aan Elk huis heeft zijn kruis of Een mens krijgt kracht naar kruis of Die één kruis ontloopt, ontmoet er twee – uitdrukkingen die zijn afgeleid van Jezus’ oproep Hem te volgenen daarbij het kruis op te nemen. Als thema’s signaleren we: lijden, vernedering en overwinning, sterven, schuld, verzoening, navolging.

Verwijzing

Het kruis heeft raakvlakken met ‘hoofd‘ (Golgota), ‘lam‘, ‘bloed‘ en ‘weg‘ (dit laatste vanwege de navolging).

Kruis | Theologie.nl (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Reed Wilderman

Last Updated:

Views: 5637

Rating: 4.1 / 5 (52 voted)

Reviews: 91% of readers found this page helpful

Author information

Name: Reed Wilderman

Birthday: 1992-06-14

Address: 998 Estell Village, Lake Oscarberg, SD 48713-6877

Phone: +21813267449721

Job: Technology Engineer

Hobby: Swimming, Do it yourself, Beekeeping, Lapidary, Cosplaying, Hiking, Graffiti

Introduction: My name is Reed Wilderman, I am a faithful, bright, lucky, adventurous, lively, rich, vast person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.